Het weer was beter vandaag, dus ik moest eruit. Naar de bibliotheek van Delft. Ik ben nog lid van de bibliotheek in Rotterdam, dat grote gebouw met die gele buizen, bij Blaak. Maar mijn meest geliefde bibliotheek was die in de StationsHuiskamer op Rotterdam Centraal. Toen ik voor m’n werk veel met de trein reisde, zag ik vaak kans om daar even naar binnen te glippen en wat boeken te bekijken. Het zou toch niemand opvallen als ik tien minuten langer onderweg was. De beste tijd is gestolen tijd. Bovendien was het bekijken van boeken met uitzicht op het fantasie-prikkelende gewoel van de reizigers beneden heel wat waard. Op Rotterdam Centraal is iedereen een wereldreiziger. Zelfs als je in de huiskamer met een boek in je handen staat.
Maar nu overweeg ik een lidmaatschap in Delft. In Rotterdam kom ik nauwelijks meer en het is net te ver fietsen voor een bibliotheekbezoek. Om misverstanden te voorkomen: in m’n eigen dorp ben ik ook lid, maar dat is wat eh… dorpser.
Aangekomen bij de bieb parkeer ik m’n fiets in de naastgelegen gratis bewaakte fietsenstalling. Ik word teruggefloten want moet een pasje hebben én er moet een streepjescodesticker op het achterspatbord van m’n fiets komen. Fietsen is vrijheid, denk ik, daar hoort geen streepjescode op het achterspatbord bij. Het heeft met de aansprakelijkheid voor diefstal te maken, lees ik later op de website van U-Stal. De stalling is aansprakelijk voor diefstal en keert een maximale vergoeding uit van € 136,15. Een streepjescode op het achterspatbord tegenover de kans op diefstal keer een vergoeding van € 136,15. Ik heb het rekensommetje snel gemaakt: voortaan zet ik m’n fiets wel buiten.
In de open ruimte van de bieb presenteren studenten enigszins onbeholpen hun projecten aan elkaar. Ze doen iets met social design als ik het zo aanhoor. Ik probeer wat boeken te vinden over fietsen. Die blijken in de categorie ‘beweegsport’ te vallen. De stickers met dat rare woord bedekken de rug van de boeken voor de helft, zodat de titels onleesbaar zijn. Ik moet alle voetbalboeken door om de paar boeken over fietsen te vinden. Op een stoeltje aan een tafeltje lees ik wat. Even iets opzoeken op m’n laptop. Gelukkig is er internet. Traag internet, dat wel. Er komt iemand langs die eruit ziet als een zwerver. Hij gaat even verderop in een stoel zitten. Twee dames van het personeel komen hem vriendelijk zeggen dat hij op de stoel mag zitten, maar niet mag slapen. De man knikt deze dames en hun onmogelijke opdracht toe. Ze weten alledrie dat hij zo in slaap valt. Ik heb trek in koffie. Kan ik m’n spullen hier even achterlaten om in het café bij de ingang koffie te halen? Beter van niet. Ik pak m’n portemonnee en laptop mee. Na een kwartier ben ik terug met koffie. Nog even wat lezen en noteren. De presentaties zijn afgelopen maar iemand vraagt op de valreep nog vijf minuutjes om in sneltreinvaart de volgende opdracht toe te lichten. Het gaat over het ontstaan van Nederland en hoe onze identiteit met ons land is verbonden. Na drie kwartier pak ik m’n spullen om naar het toilet te gaan. De studenten zijn ook net klaar – nu echt. Ik besluit nog even wat rond te kijken. Bij de romans zitten vooral ouderen te kletsen of voor zich uit te staren. Boven vind ik de kinder-, jeugd- en young adult afdeling, met middenin een paar tafels waaraan driftig en met oortjes in wordt gewerkt op laptops.
Ik heb genoeg gezien. De bibliotheek is een zogenaamde third place. Een derde plek waar je komt naast thuis en het werk. Een plek waar je anderen ontmoet, kunt ontspannen en samen met ‘de gemeenschap’ ideeën vormt. Het concept spreekt me aan, maar ik voel me nog niet helemaal thuis in de bibliotheek van Delft. Op de terugweg laat ik m’n gedachten er nog eens over gaan. Hoeveel places to be er ook zijn, there’s no place like home.
Geef een reactie